Beroepspraktijkvorming

In de structuur zijn, afhankelijk van het niveau van de opleiding, een aantal beroepspraktijkvormings (BPV) momenten ingebouwd. Voor de niveau 3 en 4 opleidingen moeten de studenten 100 dagen in een bedrijf praktische ervaring op doen.
De niveau 2 leerlingen doorlopen één BPV periode en maken aan het eind, afhankelijk van de gevolgde opleiding, een opdracht of een eindtoets.
De leerling krijgt de kans om de opgedane kennis in voorgaande semesters in een bedrijf toe te passen. Hierbij dient de leerling/practicant te voldoen aan de vastgestelde eindtermen. De practicant wordt begeleid en beoordeeld door een door de school aangewezen BPV-mentor en een BPV-begeleider uit het bedrijf. Er is regelmatig contact tussen de practicant, de BPV-mentor en de BPV-begeleiders.

De beroepspraktijkvorming beoogt een bijdrage te leveren aan:/ bij te dragen aan:

  • sociale vorming, waarbij eigenschappen als zelfstandigheid, verant¬woor¬delijkheid en aanpassingsvermogen kunnen groeien.
  • aanvulling op en verdieping van de vakopleiding in betere praktijk¬ situaties dan de school kan bieden.
  • oriëntatie, een kennismaking met de verschillende bedrijven, technische richtingen en functies.
  • motivatie voor de toekomstplannen.

De BPV-periode kan dienen als een visitekaartje voor de leerling. Vaak worden tijdens de BPV-periode al afspraken gemaakt voor een toekomstige dienstbetrekking.